Spring naar inhoud

Vlinders zijn vrij (1) – PLATO’S GROT

Vlinders zijn vrij is een boek geschreven door Stephen Davis. Hij verwoord in dit boek zijn kijk op onze werkelijkheid. voor de totale inhoudsopgave kijk op: Vlinder zijn vrij

PLATO’S GROT


Stel dat je een heel leven zittend doorbrengt in een stoel in een filmtheater. Het is er donker zoals in alle filmtheaters, maar je voelt… Nee, wacht. Voordat we daarheen gaan… Er is een beroemde allegorie met de naam Plato‟s grot, uiteraard geschreven door Plato. Het is een denkbeeldige conversatie tussen Plato‟s leraar Socrates en Plato‟s broer Glaucon en in essentie gaat die als volgt… Socrates vraagt Glaucon zich een grot voor te stellen met gevangenen, in onbeweeglijke ketenen sinds hun jeugd.

Niet alleen werden armen en benen op hun plaats gehouden, ook hun hoofden zaten vast, zodat ze alleen de tegenover liggende wand konden zien. Achter de gevangenen is een groot vuur en tussen het vuur en de ruggen van de gevangenen bevind zich een wandelpad. Over dat wandelpad lopen mensen met vee, dus tussen het vuur en de ruggen van de gevangenen, en dat vuur werpt schaduwen op de wand voor de gevangenen.

De gevangenen zien alleen die schaduwen maar weten niet dat het slechts schaduwen zijn. Er komen ook echo‟s vanaf de wand, door de geluiden op het wandelpad. De gevangenen horen alleen de echo‟s, maar weten niet dat het echo‟s zijn. Socrates nu vraagt aan Glaucon of het niet redelijk is aan te nemen, dat de gevangenen denken dat schaduwen echt zijn en dat de echo‟s echte geluiden zijn, en niet alleen maar reflecties van de werkelijkheid, omdat die het enige zijn wat de gevangenen ooit gezien en gehoord hebben.

Socrates voegde vervolgens iets nieuws aan het scenario toe. Veronderstel eens, zei Socrates, dat een van de gevangenen vrij werd gelaten en vrij mocht rondlopen. Dat iemand hem de werkelijke dingen liet zien die de oorzaak waren voor de schaduwen en de echo‟s – van het vuur en de mensen met hun dieren op het wandelpad – hij zou dan niet weten wat die waren, en zou ze niet herkennen als oorzaak van de schaduwen en de geluiden; hij zou nog steeds geloven dat de schaduwen op de wand waarachtiger zijn dan de ware dingen die hij ziet. De allegorie gaat nog verder, maar ik wil hier stoppen (bekijk eventueel de video van drie minuten op PlatosAllegory.com).

Welnu… Stel dat je een heel leven zittend doorbrengt in een stoel in een filmtheater. Het is er donker zoals in alle filmtheaters, maar je voelt dat je bent gekluisterd – boeien – over je polsen en enkels, die je beletten je armen en benen te bewegen. De rugleuning van de stoel is hoog tot boven je hoofd, zodat je niet achterom kunt kijken. Het enige wat je kunt zien is het filmdoek voor je en de mensen die naast je zitten, die er net zo aan toe zijn.

Voor je is een gigantisch IMAX 3D projectiescherm dat zich naar alle zijden van het filmtheater uitstrekt. Je bekijkt zo film na film en het lijkt of je deel uitmaakt van die films, dat je er volledig in bent ondergedompeld (klik hier voor Woody Allen‟s voorbeeld van een totale onderdompel film, de The purple rose of Cairo). Net als de schaduwen in Plato‟s Grot, zijn deze films alles wat je ooit hebt gekend. Ze zijn in feite je enige realiteit, je leven.

Het zijn goede acteurs en het script is goed geschreven en je bent emotioneel betrokken bij de films; je voelt boosheid, pijn, droefheid, spijt, vreugde, enthousiasme, vijandigheid, angst en een wijd scala aan andere emoties, afhankelijk van het verhaal. Je hebt je persoonlijke favorieten – familie en vrienden bijvoorbeeld – die je er vaak ontmoet, maar ook anderen die je minder bevallen en die je liever niet ziet. Er zijn genoeglijke films bij, zelfs met schoonheid erin soms; vrolijke, schrijnende, bevredigende en vermakelijke. Andere zijn donker en onheilspellend en geven je een vervelend gevoel.

Je ondergaat ze, maar je zou niet willen voelen wat je voelt. Soms sluit je de ogen en zou je het script willen veranderen. Maar je neemt er genoegen mee daar te zijn en te kijken, omdat het je gezegd is en omdat je door je ervaringen er ook in bent gaan geloven, dat dit de enige realiteit is die er is en dat je die moet accepteren. Verreweg de meeste mensen, zo‟n 95% van de wereldbevolking als ik er een gooi naar zou moeten doen, misschien meer, zullen zo in die theaterstoel sterven. Voor de overigen zal op een dag iets interessants gebeuren… Mogelijk dat je tijdens een bepaalde onaangename film ineens Nee schreeuwt en heftig in je stoel beweegt.

Dan merk je plotseling dat je de boeien die om je polsen en enkels zaten niet meer voelt, en je realiseert je dat je armen en benen nu kunt bewegen. Je tast met je handen en ontdekt dat de boeien geen sloten hebben – nooit hebben gehad – en dat je paniekreactie ze eenvoudig heeft geopend. Al die tijd heb je geloofd, aangenomen, dat je een gevangene was, zoals een hond die niet over een denkbeeldig grens heen durft te gaan. Je vraagt je af wat te doen. Je realiseert je dat als je wilt, je niet langer hoeft te blijven zitten om naar de films te kijken.

Je zou op kunnen staan, maar dat doe je niet meteen. Je zou je naar je buurman toe kunnen buigen om te vertellen dat de boeien geen sloten hebben, maar alles wat je krijgt is een ssst als reactie. De angst om op te staan is enorm; de gedachte om weg te lopen druist tegen alles in wat je geleerd is. Mogelijk is het nieuwsgierigheid, mogelijk boosheid, mogelijk verdraag je niet langer wat je voelt, maar je denkt: „naar de bliksem met die angst.‟ Je staat op… en er gebeurt niets. Er gaan geen sirenes loeien; er komt niemand om je weer in je stoel te dwingen en je krijgt het gevoel dat er misschien wel niets is om bang voor te zijn. Dus je besluit te lopen.

Terwijl je de rij langsgaat naar het gangpad en „sorry, sorry‟ zegt, kijkt iedereen je verbijsterd aan en laten verwonderd hun afkeuring blijken. Sommigen zeggen zelfs dat je weer moet gaan zitten en uit hun blikveld moet gaan, je te gedragen. Het is duidelijk dat ze je voor gek verklaren. Maar iets in je, ondanks de angst, voelt zich geweldig en het maakt je haastig. Eindelijk kom je bij het gangpad en kijk je om en zie je dat dit tussen de stoelen wat omhoog loopt; maar je ziet de achterkant van het theater nog niet. Wat duidelijker wordt, is dat het filmdoek zich geheel rond het theater uitstrekt, 360 graden. Aan het plafond midden in het theater hangt een grote zwarte bol. Vanuit die bol straalt fel helder licht op het filmdoek, naar alle zijden. Je hebt nog geen idee wat het is of wat het doet.

Terwijl je het gangpad oploopt, loop je enkele mensen tegen het lijf; ze lopen in dezelfde richting als jij; maar ook een paar anderen die weer naar hun stoel terugkeren. De terugkeerders kijken je vuil aan, bijna haatdragend, maar vooral bang en waarschuwen je om vooral niet verder te gaan. Maar je bent nu eenmaal zover gekomen en besluit, dat je wilt weten wat er aan het einde van het gangpad is. Eenmaal achterin heb je het totale overzicht over de indeling van het theater.

In de ene helft staan de stoelen, waar je vandaan kwam, allemaal in eenzelfde richting en gevuld met mensen die strak naar het filmdoek staren. Achter de stoelen is een open ruimte waar mensen rondlopen zoals jij. Je ziet ook een deur midden in de gindse wand, met de tekst: Niet Betreden – Zeer Gevaarlijk. Omdat het IMAX 3D projectiescherm zich geheel rondom uitstrekt, kun je niet ontsnappen aan de films die worden afgespeeld. Met andere woorden, je leven volgt je overal.

Maar toch is iets anders, al kun je niet zeggen wat. De films zijn niet veranderd, maar jij wel, op een af andere manier, al begrijp je niet hoe. Je ziet hier en daar kleine groepjes mensen; ze zijn net als jij uit hun stoel opgestaan en hebben de achterkant gehaald; ze discussiëren over iets wat belangrijk lijkt. Het is allemaal nieuw, vreemd, moeilijk te begrijpen, beangstigend, zo… onwerkelijk. Een ogenblik overweeg je om naar je stoel terug te keren. Naar de realiteit die je zo vertrouwd is.

Maar je kiest ervoor om te blijven, althans voor het moment. Je blijft even bij een groepje staan en vraagt: „wat is hier aan de hand?‟ „We proberen dingen te veranderen,‟ is het antwoord. „Hoe bedoel je?‟ vraag je. „We houden niet van de films die ze afspelen; we willen andere,‟ zo wordt je verklaard. Toen je nog in het filmtheater zat, heb je er geen moment aan gedacht de films te veranderen. Je wist niet eens dat het mogelijk was. Maar het is een interessante gedachte en je moet toegeven dat er films bij waren waar je liever geen deel van had uitgemaakt, levensaspecten die je liever niet had ervaren en meegemaakt.

Ja gaat bij een andere groep staan en hoort een man zeggen: „Ja, dit is de realiteit. Maar er is voor ons allemaal een betere plaats, als we sterven. Als je maar voldoende geloof hebt en een paar eenvoudige regels volgt…‟ In weer een andere groep is een goeroe bezig zijn volgelingen te vermanen. „Ja, we kunnen deze realiteit achter ons laten, maar dan moeten we dat wel samen doen.

Heb compassie met de achterblijvers die de films bekijken…‟ Tijdens je rondgang door de achterkant van het theater vang je delen van andere gesprekken op zoals: „Dit hoeft niet jouw realiteit te zijn. Je hebt het vermogen om die te veranderen, en ik kan je laten zien hoe;‟ en „Liefde is het enige wat er is;‟ en „Breng je geest tot rust.‟ Bij al die verwarring dringt het voor het eerst tot je door dat je een keuze hebt, van wat je gaat doen, en dat maakt je nog meer opgewonden maar ook wat angstig, omdat je zojuist de stap hebt gezet naar zelf verantwoordelijkheid en zelfrealisatie.
* * *
Laten we nogmaals een ogenblik stoppen.

Jed McKenna maakt in zijn tweede en derde boek over verlichting, onderscheid tussen de Kindmens en de Volwasmens. Deze ideeën zijn de moeite waard, zeker in het licht van onze filmtheatermetafoor. Allereerst heeft het zijn van Kindmens of Volwasmens geen feitelijk relatie met de fysieke leeftijd. De overgrote meerderheid van de wereldbevolking zijn Kindmensen en de meeste zijn ouder dan twintig.
Bij de meeste mensen stopt de ontwikkeling rond hun tiende of twaalfde jaar. De gemiddelde zeventigjarige is vaak een tienjarige met zestig jaar levenservaring…

We dienen het verschil te leren zien tussen een Volwasmens en een Kindmens, even gemakkelijk en onmiskenbaar als we het verschil tussen een zestigjarige en een zesjarige zien. Het verklaart het bestendigende karakter van deze demonische kwaal, zoals de veel voorkomende stompzinnigheid in de wereld.2
De Kindmensen zijn degenen die in de stoelen in het filmtheater zitten. Zo mogen dan klagen over de films die ze krijgen te zien, ze blijven kijken zonder er iets aan te doen. Ze zijn ervan overtuigd dat ze door een soort externe macht in hun stoel worden gehouden en hier niets aan kunnen veranderen. Ze geloven dat wat zou moeten veranderen buiten henzelf ligt; iets of iemand waar ze geen invloed op hebben. Zelfs verkiezingen zijn een acties van Kindmensen, een bevestiging dat verandering alleen mogelijk is door hen te veranderen.

Ze zijn ervan overtuigd dat de films die ze zien de realiteit zijn, zoals het leven nu eenmaal is en nemen geen verantwoording voor hun situatie. Enkele van de Kindmensen hebben misschien ontdekt dat hun boeien geen sloten hebben, en dat ze vrij zijn om op te staan en weg te lopen. Sommigen zíjn misschien zelfs opgestaan en enkelen daar weer van hebben misschien een paar stappen richting het middenpad gezet. Maar de angst overmeesterde hun snel en zijn ze weer naar hun stoelen terug gegaan en hebben hun boeien weer omgedaan, tevreden weer deel uit te maken van de grote gemeenschap.
Kindmens zijn is een ego gebonden toestand. Het is voor hen een gezonde en natuurlijke zaak. Voor de Volwasmens is het een bezoeking. De enige reden waarom een dergelijke kwelling onopgemerkt blijft en niet wordt verholpen is, dat iedereen er door wordt getroffen; wat er dan ook inderdaad aan de hand is. Het probleem wordt niet herkend en er is geen alternatief; daarom wordt geen oplossing gezocht en is er geen hoop op verandering.

3
Veel mensen zijn er gelukkig mee hun hele leven Kindmens te zijn, in hun stoelen te zitten en op te gaan in hun films; ik wil niet suggereren dat daar iets mis mee is. Dat is het niet. Het is namelijk precies wat ze nodig hebben en er geen reden om ze van gedachten te veranderen, of ze tot Volwasmens te maken zoals we later zullen zien. Maar ik neem aan dat je niet een van hen bent, anders zou je dit boek niet lezen. Jij bent opgestaan en bent naar de achterkant van het theater gegaan en je bent je als Volwasmens gaan gedragen. Dit boek is dus voor jou, over jou, en niet voor de anderen.
* * *

In Plato‟s grot is de vrijgelaten gevangene de Volwasmens tussen de anderen, en hij ziet het vuur en de lopende mensen die de schaduwen op de wand veroorzaken. Maar zoals Socrates uitlegt, zijn de schaduwen nog wel steeds zijn realiteit, en het vuur en de mensen met de dieren op het wandelpad blijven nog steeds een onopgelost mysterie. Op zijn minst zal de Volwasmens begrijpen dat er iets met zijn leven zoals hem dat door de totale onderdompelingsfilms wordt voorgehouden mis is, en niet langer bereid de realiteit van „zien is geloven‟ aan te nemen. Zoals in de klassieke film Network uit 1976, waarin de nieuwslezer Howard Beale uitdrukking geeft aan dat wat veel Volwasmensen voelen en brult: „Ik ben pisnijdig en ik neem het niet langer!‟ Kindmensen leven in onwetendheid en denken dat ze wakker zijn met de ogen open, terwijl ze juist slapen met de ogen gesloten.

De Volwasmens heeft zijn eerste stap gezet naar het openen van de ogen, hoewel nog steeds slapend en niet begrijpend wat hij nu ziet. Volwasmens zijn is geen staat van zogenaamde „spirituele verlichting,‟ hoewel het wel iets is waar de meeste zoekers op uit zijn en wat de meeste goeroes verkopen (ook hierop komen we terug).
Het verschil tussen volwassenheid en verlichting is, dat men bij de eerste ontwaakt „binnen‟ de droomstaat en men bij de laatste „eruit‟ ontwaakt… Oppervlakkige beginnende volwassenheid wordt vaak verward met en verkocht als „spirituele verlichting,‟ maar is het niet. Het is slechts de eerste glimp van waarheid.
Heb je ooit een droom gehad waaruit je ontwaakte en je realiseerde dat het slechts een droom was, maar waarin je eigenlijk doordroomde en nog niet ontwaakte; dat het ontwaken uit een droom onderdeel van de droom zelf was? Daar heeft Jed het over. Een Volwasmens slaapt en droomt, maar denkt dat hij wakker is en dat de droom de werkelijkheid is. Een Volwasmens slaapt en droomt en ontwaakt als deel van de droom, maar ontwaakt niet uit de droom zelf. Net als de Kindmens denkt hij dat hij wakker is, maar is het niet.

De volgende stap – het eigenlijke ontwaken uit de droom – is waar dit boek over gaat. Volwasmens zijn is geen slechte manier van leven; zeker niet als je het vergelijkt met Kindmens zijn. Maar het heeft zijn grenzen. Als Volwasmens zou je kunnen uitzoeken hoe met die films, die je leven bepalen en waar je mee te maken hebt, om kunt gaan. Achterin het theater zijn vele groepen die allen beweren je te kunnen leren hoe je met de emoties, die uit jouw onderdompelingsrealiteit voorkomen, om kunt gaan. We zullen in het volgende hoofdstuk deze groepen onder de loep nemen. Volwasmens worden is niet het eindpunt; het is in feite het begin.
* * *
Ik twijfel of je nog kunt herinneren wanneer je van Kindmens veranderde in Volwasmens en je overeind kwam uit je stoel in het filmtheater. Er zijn vele verhalen

over keerpunten in het leven, zoals auto-ongelukken, plotselinge en onverwachte scheidingen, verlies van een geliefde, bijna doodervaringen, drugs gerelateerde glimpen van een andere wereld, enz. Bij mij ging het in ieder geval als volgt: Ik zat in mijn tweede semester van een klein college in het zuiden van de Verenigde Staten en zei dat ik arts wilde worden, maar eigenlijk meer interesse had voor filosofie en religie. Twee jaar eerder had een highschool vriend van me, me het boek There is a river: the story of Edgar Cayce, van Thomas Sugrue aanbevolen.

Op een dag tijdens een semesterpauze en ik in New York City wat rondneusde in een boekenwinkel, herinnerde ik me dat ineens. Terug op het college verzuimde ik een week lang de lessen en las en herlas dat boek. Ik was verbijsterd. Ik moest hebben geslapen; diep geslapen. Mijn kindertijd en mijn teenagejaren verliepen normaal net als bij iedereen. Mijn familie was wat disfunctioneler dan gebruikelijk maar toch, ik zat ook in mijn theaterstoel en keek naar de films, met alle onaangenaamheden van dien, wensend dat alles daarbuiten zou veranderen. Ik probeerde zoveel mogelijk plezier te hebben om die pijn te compenseren. There is a river eindigt met ongeveer 30 pagina‟s filosofie met wat ze noemen Cayce‟s „life readings.‟

Het ging over het ontstaan en de bestemming van de mensheid („In den beginne werden alle zielen gecreëerd en zullen terugkeren vanwaar zij kwamen‟); over reïncarnatie en astrologie, over universele wetten („Zoals gij over anderen oordeelt, zo zal er over u worden geoordeeld‟), over meditatie en buitenzintuiglijke waarneming, over lichaam, ziel en geest („De geest is het leven; de ziel de bouwer; het lichaam het resultaat‟), over Atlantis en de verschuiving van de Aarde, over het onbekende leven van Jesus, die Cayce onze „oudere broeder‟ noemde. Mijn leven veranderde op slag, op dezelfde wijze als dat Cayce voorspelde dat op een dag Noord Europa zou veranderen „als in een oogopslag.‟ Mijn broederlijke broeders wisten niet hoe ze met me aan moesten.

In ieder geval stopte ik met het eten van varkensvlees wat een van mijn favorieten was, want ik keek letterlijk uit naar de woensdag als in de „frat house‟ pork werd geserveerd. De volgende zomer besteede ik aan het werken voor Cayce‟s zoon, Hugh Lynn, voor de Association for Research and Enlightenment in Virginia Beach. Na het lezen van dat boek bleef ik nog een jaar college volgen, hoewel ik stopte met het klassikale. Zoals een schoonmaakster me toevertrouwde: „Maak je geen zorgen. Wat ze je hier leren, klopt sowieso niet.‟ Vanaf toen was ik een Volwasmens, hoewel ik tijd nodig zou hebben om aan mijn nieuwe omgeving te wennen.

De consequenties van het opstaan en lopen naar de achterkant van het theater waren overweldigend. Mijn moeder was, uiteraard, tegen. Hetzelfde gold voor mijn vriendin. Ik zou al te veel geld aan mijn opleiding hebben besteed, zonder kans op een diploma. Vrijwel zeker zou ik geen arts worden. Zelf had ik geen idee hoe ik verder moest; geen uitzichten aan de horizon. Ik zou mijn vrienden verliezen en een leven leiden met slechts wat momenten van plezier en vermaak voor… wat? Het meest kritische was dat ik mijn uitstelmogelijkheden voor college zou verliezen, ongeschikt zou raken en waarschijnlijk zou moeten dienen in Vietnam, een oorlog waar ik vanaf het begin tegen was.

Uiteindelijk werd mijn ongenoegen en weerstand tegen het zitten in die theaterstoel overwonnen, ondanks de angst die te verlaten.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: