Spring naar inhoud

Vlinders zijn vrij (12) – HET TWEE HELFTEN MODEL

Description: dutch coverVlinders zijn vrij is een boek geschreven door Stephen Davis. Hij verwoord in dit boek zijn kijk op onze werkelijkheid. Een kijk die voor een groot gedeelte aansluit bij mijn eigen kijk op de werkelijkheid, de virtuele holografische realiteit. Omdat Stephen het op een zeer unieke wijze beschrijft wil ik jullie dit niet onthouden.         De komende tijd zal ik het complete boek op mijn blog publiceren.               Stephen heeft zijn boek vrijgegeven voor publicatie.   Voor de totale inhoudsopgave kijk op: Vlinder zijn vrij

HET TWEE HELFTEN MODEL

Voordat we verder gaan, wil ik verwarring door al die aangehaalde metaforen en analogieën (en er komen nog meer!) voorkomen. We hebben gezegd dat het Mensenspel uit twee delen bestaat. Hoe verhoudt dit zich tot de Theater en Vlinder metaforen?

De eerste helft van het Mensenspel – meer en meer inperking met de drama’s, conflicten, pijn en lijden die daarbij horen – kunnen we zien als fase 1 en 2 van de vlinder (het eitje en de rups); alles wat binnen het filmtheater gebeurd, zowel als Kindmens als ook Volwasmens.

De tweede helft bestaat uit de fasen 3 en 4 (de cocon en de vlinder), of alles wat er gebeurt als je uit het filmtheater bent weggegaan en je cocon bent ingegaan.

Laten we eens naar het verschil in regels kijken die voor de twee helften gelden; dat zal een hoop verduidelijken…

De regels voor de eerste helft van het Mensenspel (in het filmtheater) zijn:

  • De Spelers dienen te vergeten wie ze werkelijk zijn, en in plaats daarvan iets anders zijn; in extreme gevallen dat ze zelfs het lichaam van hun Oneindige Ik zijn.
  • De Spelers dienen in hun holografische ervaringen te geloven als echt, dat wat ze waarnemen ook daadwerkelijkdaarbuiten plaatsvindt, in een objectieve en onafhankelijke realiteit.
  • De Spelers dienen te geloven dat wat ze daarbuiten tegenkomen, macht over hen heeft en hun leven beïnvloed.
  • De Spelers dienen te geloven in een oordeel, van goed en fout, juist en onjuist,’ beter’en slechter, goed en kwaad.
  • De Spelers dienen te geloven dat er met de realiteit daarbuiten iets mis is, dat verandert, verbetert en herstelt moet worden.
  • De Spelers dienen te geloven dat ze een andere realiteit kunnen creëren dan degene die ze ervaren, en daarom falen en vinden dat ze te kort schieten (is meer inperking).
  •  De Spelers dienen te geloven dat ze zich een weg uit de grot kunnen denken, door hun geest of door de liefde van het hart.
  • De Spelers dienen te geloven dat ze iets kunnen ‘laten gebeuren,’ en als ze daar in falen, denken dat zijzelf daar schuldig aan zijn, dat ze slimmer en beter moeten zijn en niet genoeg hun best doen.
  • De Spelers dienen te geloven dat er iets bereikt moet worden, of dat ergens aan voldaan moet worden of lessen moeten worden geleerd.
  • De Spelers dienen te geloven dat zij alleen verantwoordelijk zijn voor hun noden en wensen, waar ze voor dienen te vechten.
  • Angst en weerstand zijn de fundamenten van de eerste spelhelft; de oordelen en daaruit voortkomende geloven zijn de lijm welke die illusie in stand houdt.
  • Deze illusie dient níet te worden weggenomen, anders doorzien de Spelers het Spel.

Klinkt dit vertrouwd?

Volgens dit model is de eerste helft van het Mensenspel voor het ervaren van inperkingen en restricties ontworpen, in allerlei soorten en maten; alle regels leiden daar naar toe. Door het volgen deze regels (en wat zou je anders kunnen doen), zul je een groot deel van deze inperkingen in je leven reeds ervaren hebben. Je wist alleen niet waarom tot nu toe, het werd niet van je verwacht.

Ik veronderstel dat je ze niet op prijs hebt gesteld, dat ze niet goed voelden, geen fijn gevoel gaven, je lieten denken dat je iets verkeerd deed. Maar je deed niets verkeerd en ik ook niet. We speelden het Spel precies zoals het moest, precies zoals onze Oneindige Ik verlangde. Zelfs onze weerstand en oordelen waren niet verkeerd, omdat ze tot meer inperking leidden, precies wat onze Oneindige Ik ons wou laten voelen. Met andere woorden, we hebben ons als Spelers in de rol waarvoor we waren gecreëerd uitstekend gedragen. We wisten het alleen niet en konden dat vanuit dat gezichtspunt ook niet weten.

Dan komt hierna iets wat ons zal bevallen – hoe een Oneindige Ik dit alles ontrold, hoe het de oneindige krachten, vreugde, overvloed, wijsheid en liefde beperkt.

Wat een creatie! Wat een spel!

Omdat de eerste spelhelft met opzet tegengesteld is aan de natuurlijke staat van een Oneindige Ik, vraagt het enorme veel energie om het te creëren en in stand te houden, zoals een achtbaan in een pretpark.

Description: rollercoaster

Het eerste wat je in een achtbaan doet, is helling op gaan – en voor veel mensen geldt, hoe hoger hoe beter. Maar helling op gaan is in strijd met natuurwetten zoals gravitatie. Om tegen die eerste helling op te gaan vraagt veel energie; we gaan daarbij door allerlei ‘innerlijke ervaringen.’ Bij veel mensen komt angst naar boven; anderen kunnen heel anders reageren, van opwinding tot paniek of misselijkheid.

Ik verzette me zo hard als ik kon tegen die eerste helling. Ik hield er niet van, het voelde niet goed, het was onnatuurlijk, ik wilde eruit. Maar ik wist ook wat zou komen, het plezier als we eenmaal over de hellingtop heen waren.

Als we met inperkingen en restricties te maken krijgen, voelt het net zo, en geeft hetdezelfde reactie als de eerste helling van een achtbaan – je houdt er niet van, het voelt niet goed, het is niet natuurlijk, en je wilt eruit. Daarom verzetten we ons in de eerste helft en vragen ons af waarom we dit moeten meemaken. Het hoort ook zo te voelen; dat is het Spel.

De andere kant van de achtbaan analogie is, dat we de rit die daarna komt nooit zouden kunnen meemaken en waarderen, als we niet eerst die eerste hoge helling op waren gegaan.

Net als het Mensenspel, heeft de achtbaan twee helften – je gaat de helling op in de eerste helft, en helling neer in de tweede helft. Objectief gezien, is de eerste helft niet beter of slechter dan de tweede helft. De tweede helft kan zelfs niet bestaan zonder de eerste helft. Hierover is dus geen oordeel mogelijk, of de ene helft beter is dan de andere.

En nog belangrijker is, dat iemand op de tweede helft van de achtbaan niets verlichter, beter, verder of verhevener is dan iemand die de eerste helling op gaat. Ze bevinden zich slechts op een andere plek van de rit.

Iemand als ik, zo tegen het einde van mijn coconfase, is in niets verlichter of beter of verder of verhevener dan iemand in het filmtheater. Ik ben alleen op een ander punt in mijn metamorfose, dat is alles, en heb al een deel van de rit na de eerste helling meegemaakt.

De laatste reden dat deze analogie mij bevalt is, dat het onze normale manier van denken over inperkingen omdraait. In plaats van neer te gaan in inperking, of de diepte in te gaan, is de eerste helft van de achtbaanopwaarts. Dus in plaats van te zeggen dat we de bodem in ons leven hebben bereikt, is het beter om te zeggen dat we op de top, de piek of de apex van de inperkingen zijn aangeland, en dat het tijd is voor de tweede helft van het Spel. Dat heeft mij geholpen om oordelen te vermijden.

Toen ik over mezelf vertelde, zittend in mijn appartement, zonder baan, zonder geld, zonder dit en dat, dát was mijn moment van de top van de achtbaanhelling – een kort moment van schijnbare gewichtsloosheid, gestopt met het beklimmen van die eindeloze en vreselijke eerste helling, van alle weerstand van het klimmen laten varen maar je nog niet naar beneden roetsjt. Dat is het moment van geen oordeel, het moment van klaarheid, van totale objectiviteit. Dit is het korte moment waarop je waarderend vaststelt dat je de top hebt gehaald, en je zelfs waardering voor de klim zelf hebt gekregen. Je kijkt niet eens vooruit naar het vervolg van de rit, maar hangt eenvoudig even ergens tussen ruimte en tijd.

Vervolgens ga je door die deur achterin het filmtheater; de tweede helft van het Mensenspel neemt een aanvang. (Hoezo metaforenmix!)

In principe is de tweede helft van het Mensenspel het tegenovergestelde van de eerste helft. (Enkele hiervan worden in latere hoofdstukken behandeld.)

  • De Speler weet nu, dat wat realiteit werd genoemd geen realiteit is, maar een hologram dat door zijn Oneindige Ik is gecreëerd voor het Mensenspel. Dit Spel wordt gespeeld door bewustzijn, in bewustzijn en voor bewustzijn; er bestaat feitelijk geen daarbuiten daar buiten, geen onafhankelijke objectieve realiteit.
  • De Speler weet nu dat eenmaal in de tweede helft, alle hologrammen die door de Speler worden ervaren, meewerken aan de metamorfose tot vlinder, en niet meer aan meer inperkingen en restricties.
  • De Speler weet nu, dat er niets meer zal worden ervaren in enig hologram, dat niet door zijn Oneindige Ik is gecreëerd óm te ervaren, en dat zijn Oneindige Ik het script van ieder ander die in het hologram van de Speler verschijnt, heeft goedgekeurd. Niemand in het hologram van de Speler kan iets doen of zeggen, wat niet door zijn Oneindige Ik is verzocht.
  • De Speler merkt een aandachtsverandering in het denken en voelen op. In de tweede helft valt er niets meer te analyseren, te ontleden of te begrijpen – geen redenen om te vragen waarom? Het denken en studeren zijn nu slechts het gevolg van innerlijke nieuwsgierigheid om zijn kennis uit te breiden, in plaats van de wereld proberen te begrijpen, of om de Speler beter of meer verlicht te maken.
  • De Speler schakelt nu van het ‘toekennen van energie’ om een hologram echt te maken, naar het ‘terugvorderen van energie’ uit het hologram. Als er hologrammen verschijnen die onaangenaam zijn, is dat een indicatie dat de Speler er energie aan heeft toegekend om het echt te maken, zoals tijdens het spel in de eerste helft, en dat dit een gelegenheid is om in te zien dat het hologram helemaal niet echt is en de energie terug kan worden gevorderd.
  • De Speler laat het oordelen over iets of iemand, als goed en slecht en juist en onjuist, achter zich. Zoals Rudyard Kipling in zijn gedicht If zegt: ‘If you can meet with Triumph and Disaster, and treat those two imposters just the same……’
  • De Speler weet dat in de hologramervaringen nooit iets hersteld, verbeterd of veranderd hoeft te worden.
  • De Speler verandert van proactief naar reactief. De Speler hoeft nooit meer iets te ‘laten gebeuren.’ Reactief zijn betekent, als een holografische illusie van daarbuiten om een beslissing, respons of actie vraagt, dat de Speler deze neemt (zolang die geen onaangenaamheden veroorzaakt). Hetzelfde geldt voor een innerlijke motivatie of impuls. Met andere woorden, de Speler volgt zijn innerlijk als het om vreugde en geluk gaat.
  • De Speler leeft van moment naar moment, van dag tot dag. Er zijn geen doelstellingen, geen planningen, targets en agenda’s. Er is geen verleden en geen toekomst, alleen nu.
  • De Speler ontwikkelt diepe liefde en waardering voor zijn Oneindige Ik, voor zichzelf als Speler en voor alle holografische eerste helft creaties, hoewel ze misschien minder plezierig zijn geweest. De Speler verwondert zich met ontzag over het prachtige, volmaakte en wonderbaarlijke werk van de Speler in de eerste helft, om zichzelf van de echtheid van de holografische wereld te overtuigen.
  • De Speler weet en heeft er volledig vertrouwen in, dat zijn Oneindige Ik voor alle noden zorgt (inclusief geld) en dat er geen reden is zich zorgen te maken. Het Oneindige Ik zal nooit een gewenst hologram creëren zonder dat de Speler alles heeft wat voor die ervaring nodig is.
  • De Speler ontwaakt ieder morgen met nieuwsgierige anticipatie naar de ervaringen die zijn Oneindige Ik die dag zal creëren; en de Speler maakt zich gereed, ontspant zich en geniet van de rit.

Met het risico vervelend te worden, wil ik graag nog twee analogieën aanbieden (of zijn het metaforen?) om er zeker van te zijn dat ik duidelijk ben.

Ik heb er al een van genoemd die ik uit wil breiden naar…

Neem een touringcar op de snelweg. Aan het stuur een Oneindige Ik die zich realiseert dat het niet én de bus kan besturen én tegelijkertijd van het landschap buiten kan genieten, dus creëert het een Speler om in zijn plaats naar het landschap te kijken.

Het Oneindige Ik realiseert zich dat het wel veertig Spelers kan creëren als het wil, die dan alle zitplaatsen innemen en veertig verschillende gezichtspunten bieden op het landschap. (Als dit je verrast, lees dan hoofdstuk zesentwintig: ‘Één Speler per Oneindige Ik?’ in deel drie van dit boek.)

Tussen het Oneindige Ik in de chauffeursstoel en elk van de Spelers achterin de bus bestaat een draadloze verbinding, zoals draadloze netwerkverbindingen. Via deze verbinding download het Oneindige Ik een holografische film naar elke Passagier/Speler, die op het raam naast de Speler wordt geprojecteerd. Naast de 3D film, worden de Passagiers ook hier geheel in ondergedompeld, als deel van de film zelf.

Iedere Passagier kan alleen uit zijn eigen raam kijken en heeft daarom ieder zijn eigen ervaring. Ze reageren op het landschap en zenden via de netwerkverbinding hun ervaringen terug naar hun Oneindige Ik, die op die manier mee kan genieten van het landschap; via de Passagiers.

Een Passagier hoort niet de bus te besturen, of te beslissen welke beelden worden gezien. Hun taak is eenvoudig de ervaring en het gevoel dat het landschap oproept.

Staan de Passagiers daarmee los van de bestuurder? Ja, in zekere zin wel. Ze moeten er los van staan om niet de bus te willen besturen, en om zich volledig te richten op het landschap. Maar niet helemaal los, omdat ze door hun Oneindige Ik zijn gecreëerd als verlenging, en zo altijd met hun Oneindige Ik verbonden zijn, via de netwerkverbinding.

Is het verkeerd om je los te voelen van je Oneindige Ik? Absoluut niet. Zo is het Spel ontworpen.

Ons probleem als Passagier is, dat we geprobeerd hebben de bus te besturen en zelf te beslissen over onze ervaringen, mede door ervaringen uit het verleden die we als verkeerd en onaangenaam hebben beoordeeld. We hebben toen besloten deze ervaringen in de toekomst te vermijden en probeerden daarom zelf de bus te gaan besturen. Óf we wilden misschien ook aangename ervaringen herhalen.

Elke Passagier die zijn taak als Passagier accepteert en ieder oordeel of denkbeeld over het landschap laat varen, kan achterover gaan leunen en ontspannen van de rit gaan genieten. Het is een geweldige opluchting je als Passagier te realiseren dat geen enkele reactie of respons verkeerd kan zijn – dat alle reacties waardevol en gewild zijn door het Oneindige Ik.

De laatste analogie heeft met een favoriet soort spel van mij te maken, een schattenjacht. Ik heb zelfs overwogen dit boek De grote schattenjacht te noemen en dat als hoofdmetafoor te nemen, omdat het Mensenspel dat in werkelijkheid ook is.

In een goede schattenjacht verstopt iemand iets en verzint aanwijzingen voor de spelers die het trachten te vinden. Ik vind dat zo prachtig, omdat het mentale scherpte vraagt – uitzoeken wat de aanwijzing inhoudt – en het overwinnen van obstakels, en in sommige gevallen ook fysieke vaardigheden.

In het Mensenspel is het erger. We wisten niet eens dat het om een spel ging; we wisten niet dat we op een schat uitwaren en waar die uit bestond; we wisten niet dat onze ervaringen volmaakt in het spel pasten; we wisten niet dat er van tijd tot tijd aanwijzingen voor ons waren, noch wat die inhielden. We raakten zelfs vast tijdens de schattenjacht, in een bepaalde locatie, situatie of ervaring en bleven daar en kwamen niets dichter bij de schat zelf.

Kort gezegd was het voor de meesten geen pretje.

Eigenlijk kregen velen een hekel op hun Oneindige Ik, vanwege al die drama’s en conflicten, de pijn en het lijden waar ze in de eerste helft van het Mensenspel doorheen moesten; en toch houden ook die mensen van een goede schattenjacht, met hints en aanwijzigen en obstakels voordat ze de schat bereiken. Niemand krijgt een hekel aan de ontwerper van een goede schattenjacht, of wel?

Ik ken maar weinig mensen die hun ouders kwalijk nemen hen als baby in de wereld te hebben gezet, weerloos, hulpeloos, en totaal afhankelijk. Maar in feite ageren ze om een of andere reden tegen hun Oneindige Ik.

‘Alles goed en wel’ zul je zeggen, ‘maar ik heb er niet voor gekozen een Speler voor een Oneindige Ik te zijn. Ik was het niet eens met al die jaren van pijn en lijden omdat een Oneindige Ik zonodig een ziek spel moest spelen voor z’n eigen plezier!’

Zou kunnen. Maar deze woede, aan de oppervlakte schijnbaar gerechtvaardigd, zit vol met oordeel en iets schuld geven. Het is dan ook niet waar. Jouw Oneindige Ik creëerde namelijk niet jouw pijn en lijden; dat deed jouw weerstand tegen de ervaringen. We gaan hier later verder op in.

Het belangrijkste is, dat het nu voorbij is. Je bent tot de schatkist doorgedrongen en hebt die geopend. Er lag een briefje in met daarop: ‘Het is niet echt; het is maar spel;’ en nu ben je op weg terug naar het startpunt om de prijs op te halen.

Maar er is een probleem. De enige manier om terug naar het startpunt is te gaan vliegen; op jouw weg naar de schat heb je veel bagage vergaard – te veel bagage – te zwaar om er als vlinder mee te vliegen. Je zult je bagage achter moeten laten, wat in dit geval jouw persoonlijkheid is die je hebt geconstrueerd – jouw zelf, jouw ego.

Nu de twee helften van het Mensenspel duidelijker zijn, zou je kunnen vragen: ‘Waar is dit allemaal goed voor?’

Het punt is, wat ga je doen in jouw cocon? Wat gaat er gebeuren nu je in de tweede helft van het Mensenspel zit?

Tijdens de eerste helft kwam je talloze holografische ervaringen tegen die je, zoals we later zullen behandelen, als slecht, verkeerd, erg, het kwade, of gewoon als onbeschrijfelijk bestempelde; en je probeerde die te veranderen of te herstellen met alles wat in je vermogen lag. Daarbij kende je energie toe aan daarbuiten om de hologrammen echt te doen lijken.

Na verloop van tijd vormden zich bij jou denkbeelden en meningen over die ervaringen, over andere mensen, over de wereld om je heen. Deze denkbeelden en meningen definieerden in feite wie je dacht dat je was. Ze werden deel van je zelf, de lagen met onechte identiteit, genaamd ego.

Het is nu je taak dat om te keren.

Ieder oordeel dat je in het filmtheater hebt ontwikkeld, als goed en fout, juist en onjuist, beter en slechter, goed en kwaad – als Kindmens en ook als Volwasmens – zijn niet langer geldig.

Elk denkbeeld en elke mening van toen is gebaseerd op een verkeerd uitgangspunt – dat de films in het theater echt waren – en daarom niet waar.

Alles wat je aan deze oordelen hebt verbonden voegden nieuwe onechte lagen aan, wat je zag als jouw, identiteit toe.

Nu krijg je van je Oneindige Ik de gelegenheid om die allemaal te herzien, om jouw reacties en respons op die ervaringen te veranderen. In dit proces kun je die lagen van onechte identiteit afwerpen en afgaan op ware antwoorden op ‘wie ben ik?’ Dat werkt relatief eenvoudig.

Je hoeft eigenlijk niets te doen. Het is zelfs beter om niets meer iets uit te proberen. Het enige wat nodig is, is je volledig bewust en gewaar worden van jouw reacties en responsen op ervaringen, van moment tot moment, en de bereidheid er zonder oordeel naar te kijken. Dat vraagt om wakker blijven met de ogen open, en niet om een of andere meditatieve slaap of andere vorm van veranderd bewustzijn.

Maar onderschat het niet. Het vraagt om mentale scherpte en stelt emotionele en zelfs fysieke eisen.

Je zult vele belangrijke ervaringen uit het verleden herbeleven of terug krijgen, wat betekent dat de films om je heen er een tijdje hetzelfde uitzien als in het filmtheater. Sommigen kunnen er wat anders uitzien, maar het thema is nog hetzelfde of sterk gelijkend.

Maar déze keer heb je keus, voor een andere reactie en respons, de energie te zien die je aan daarbuiten hebt toegekend om jouw hologram echt te doen lijken, en om nú alle die oordelen die er het resultaat van waren te laten varen.

Laat me duidelijk maken dat je niet naar ervaringen uit je verleden hoeft te zoeken. Jouw Oneindige Ik zal ze wanneer nodig voor je in het hier en nu hercreëren. Het is geen psychotherapie om te achterhalen of je van je moeder lang genoeg borstvoeding hebt gehad, of om een oud zeer uit je familiegeschiedenis te overwinnen.

Het gaat over wat is, over het nu.

Het gaat over het loslaten van de angsten die je huidige gedachten beheersen en over de gehechtheid aan hetzelf, de lagen van onechte identiteit, de persoonlijkheidscon-structie met de naam ego, waarvan je denkt dat je die bent.

Het gaat over de oorlog met Maya, de godin van begoocheling zoals Jed McKenna het zou zeggen.

Het gaat over het vinden van wie je werkelijk bent.

Het gaat over het ontdekken van wat waarheid is.

Het gaat over een volledig gerealiseerde niet-zelf met de sereniteit van zijn.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: